Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende, zegt tegen de HEER:
‘Mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op U vertrouw ik.’
Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger en redt je van de dodelijke pest, Hij zal je beschermen met Zijn vleugels, onder Zijn wieken vind je een toevlucht, Zijn trouw is een veilig schild.
De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen, ook de pijl niet die overdag op je afvliegt, noch de pest die rondwaart in het donker, noch de plaag die toeslaat midden op de dag.
Al vallen er duizend aan je linkerzijde en tienduizend aan je rechterhand, jou zal niets overkomen. Open je ogen en zie hoe wie kwaad doen worden gestraft.
U bent mijn toevlucht, HEER. Als je mag wonen bij de Allerhoogste, zal het kwaad je niet bereiken, geen plaag je tent ooit treffen.
Hij vertrouwt je toe aan Zijn engelen, die over je waken waar je ook gaat. Hun handen zullen je dragen, je voet zul je niet stoten aan een steen. Leeuw en adder zul je vertrappen, roofdier en slang vermorzelen.
‘Ik zal bevrijden wie Mij liefheeft en beschermen wie met Mijn naam vertrouwd is. Roep je Mij aan, Ik geef antwoord, in de nood zal Ik bij je zijn, je bevrijden en met roem overladen, je overvloed geven van dagen. Ik zal je redding zijn.’